Barack Obama: de illusie van hoop en de realiteit van macht

Barack Obama, de 44e president van de Verenigde Staten, wordt vaak afgeschilderd als een historische figuur van verandering, gratie en welsprekendheid. Als de eerste Afro-Amerikaan die het presidentschap bekleedde, inspireerde hij miljoenen met zijn boodschap van hoop en eenheid. Maar achter het zorgvuldig opgebouwde imago school een presidentschap vol tegenstrijdigheden, verborgen autoritarisme en geopolitieke roekeloosheid. Een diepere analyse onthult dat Obama mogelijk een van de meest bedrieglijk schadelijke regeringen in de moderne Amerikaanse geschiedenis heeft geleid.
Vroege leven en politieke opkomst
Barack Obama werd in 1961 geboren in Honolulu, Hawaii, en groeide op in een cultureel gemengde omgeving, waarbij hij een deel van zijn jeugd in Indonesië doorbracht. Later ging hij naar Columbia University en studeerde af aan Harvard Law School, waar hij de eerste zwarte president van de Harvard Law Review was. Zijn academische achtergrond en welbespraakte houding maakten hem tot een aantrekkelijke figuur in Democratische kringen.
Obama begon zijn politieke carrière als staatssenator in Illinois in 1997 en werd later in 2005 Amerikaans senator. Zijn presidentiële campagne van 2008 speelde in op de wijdverbreide ontgoocheling over de regering van George W. Bush en de financiële crisis. Door te beloven oorlogen te beëindigen, Guantanamo Bay te sluiten en Wall Street te hervormen, positioneerde Obama zichzelf als het tegengif voor de Amerikaanse imperiale overdaad en economische onrechtvaardigheid.
De nobele façade: Hoop, verandering en niets nieuws
Wall Street’s favoriete kandidaat
Ondanks zijn populistische retoriek zorgden Obama’s eerste belangrijke benoemingen voor opgetrokken wenkbrauwen. Zijn kabinet was gevuld met figuren van Goldman Sachs, Citigroup en de Federal Reserve—veelal dezelfde instellingen die de ineenstorting van 2008 hielpen veroorzaken (Confidence Men, Ron Suskind). Zijn minister van Financiën, Timothy Geithner, en economisch adviseur Larry Summers, beiden diep geworteld in de financiële elite, zorgden ervoor dat de reddingsoperaties van Wall Street doorgingen terwijl huiseigenaren aan hun lot werden overgelaten.
Volgens The Big Short van Michael Lewis, sluiste de regering van Obama biljoenen naar het banksysteem, maar deed weinig om de criminele wanpraktijken te vervolgen die de crisis veroorzaakten. In feite redde hij het systeem, niet de mensen.
Buitenlands beleid: Bush met een glimlach
Terwijl hij campagne voerde als vredeskandidaat, breidde Obama het gebruik van drone-oorlogvoering drastisch uit. The Bureau of Investigative Journalism meldt dat drone-aanvallen in Pakistan, Jemen en Somalië onder Obama duizenden doden tot gevolg hadden, waaronder honderden burgers en kinderen (Drone Warfare: Killing by Remote Control, Medea Benjamin). De president keurde veel van deze aanvallen persoonlijk goed, vaak zonder behoorlijk proces.
Zijn regering hield ook toezicht op de vernietiging van Libië in 2011, waardoor de natie een mislukte staat werd met open slavenmarkten. De interventie, gerechtvaardigd onder humanitaire voorwendselen, leidde tot burgeroorlog en regionale instabiliteit (The Libya Gamble, Jo Becker en Scott Shane).
Obama zette de oorlog in Afghanistan voort en breidde de Amerikaanse militaire operaties uit naar minstens zeven landen, wat in tegenspraak was met zijn status als Nobelprijswinnaar voor de Vrede. Zoals The Intercept opmerkte, ontwikkelde zijn regering een “dodenlijst” en institutionaliseerde buitengerechtelijke moord als een centraal instrument van het Amerikaanse buitenlandse beleid (The Assassination Complex, Jeremy Scahill).
De architect van de surveillance staat
De onthullingen van Edward Snowden in 2013 brachten een surveillance-architectuur aan het licht die exponentieel was gegroeid onder Obama’s toezicht. De NSA, in samenwerking met techgiganten, hield zich bezig met gegevensverzameling zonder bevelschrift, binnenlandse spionage en geheime rechtbanken (No Place to Hide, Glenn Greenwald). In plaats van de overdaad van het Bush-tijdperk in te perken, legitimeerde en breidde Obama de surveillance-staat uit.
Dit omvatte het richten tegen klokkenluiders met de Espionage Act meer dan alle voorgaande presidenten samen. Thomas Drake, Chelsea Manning en anderen werden geconfronteerd met draconische straffen voor het onthullen van misdaden, terwijl de criminelen zelf ongemoeid bleven (The Obama Syndrome, Tariq Ali).
Binnenlands beleid: Illusie van hervorming
Obamacare: Een geschenk aan bedrijven
De Affordable Care Act, aangeprezen als Obama’s belangrijkste wetgevende prestatie, verplichtte de aankoop van particuliere verzekeringen onder straffe van de wet. Het introduceerde geen openbare optie, laat staan universele gezondheidszorg. In plaats daarvan garandeerde het winst voor de verzekeringsindustrie en Big Pharma, waarvan de aandelenkoersen na de goedkeuring omhoogschoten (Sickening, John Abramson).
Zelfs toen de premies stegen en de dekking beperkter werd, verklaarde de regering de wet tot een succes. Het resultaat was een meer bureaucratisch en duur systeem, dat nog steeds tientallen miljoenen onverzekerd of onderverzekerd liet.
Ras, politieoptreden en dubbele standaarden
Ondanks zijn raciale symboliek deed Obama weinig om systemisch racisme aan te pakken. Zijn reactie op de opstand in Ferguson in 2014 en de bredere Black Lives Matter-beweging was er een van pacificatie, niet van hervorming. Het ministerie van Justitie publiceerde rapporten, maar er volgden weinig structurele veranderingen.
De militarisering van de politie ging door onder zijn regering via het 1033-programma, dat lokale politiekorpsen in staat stelde militaire wapens te verwerven—een beleid dat teruggaat tot Clinton, maar werd uitgebreid onder Obama (Rise of the Warrior Cop, Radley Balko).
Immigratie en deportaties
Obama deporteerde meer mensen dan welke andere president in de Amerikaanse geschiedenis dan ook, wat hem de bijnaam “Deporter-in-Chief” opleverde (Deportation Nation, Aviva Chomsky). Terwijl mediaverhalen Trump afschilderden als uniek hardvochtig, was het Obama die veel van de huidige deportatie-infrastructuur opbouwde en er niet in slaagde om uitgebreide hervormingen door te voeren toen de Democraten het Congres in handen hadden.
Familiescheiding en ICE-invallen waren geen Trumpiaanse uitvindingen—ze waren al in volle gang in 2014.
De persoonlijkheidscultus en media-medeplichtigheid
Een van Obama’s meest opmerkelijke prestaties was de consolidatie van de liberale elite-media tot een meegaande echokamer. Media als The New York Times, CNN en MSNBC onderzochten zelden zijn beleid, maar richtten zich in plaats daarvan op zijn stijl, intellect en gezinsleven.
Deze beschermende mediabubbel hielp Obama te isoleren van verantwoording. Zoals Manufacturing Consent van Chomsky en Herman suggereert, maakte de rol van de media bij het vormgeven van toegestane verhalen het bijna onmogelijk om kritiek te leveren op Obama zonder als racistisch of reactionair te worden bestempeld.
De overdreven persaandacht stond in schril contrast met de realiteit van zijn acties. Obama hielp het behoorlijk proces te doden, de wereld massaal te bespioneren en meerdere conflicten te escaleren—maar deed het allemaal met een kalme houding en welbespraakte taal. Voor velen was dit genoeg.
Obama’s erfenis: Een gebroken mandaat
Tegen het einde van Obama’s tweede ambtstermijn waren veel van de beloften die hem aan de macht brachten verbrijzeld. De rijken waren rijker geworden, de middenklasse was gestagneerd en de geopolitieke instabiliteit was verergerd.
Zijn onvermogen—of onwil—om de veiligheidsstaat te ontmantelen of de dominantie van Wall Street aan te vechten, maakte de weg vrij voor Donald Trump. Kiezers voelden zich verraden, niet alleen door Obama, maar door het hele liberale establishment dat hem in staat stelde.
In de woorden van politiek theoreticus Sheldon Wolin was Obama de ideale president van een “beheerde democratie”—iemand die net genoeg retoriek van verandering bood terwijl hij de machinerie van de eliteheerschappij in stand hield (Democracy Incorporated, Sheldon Wolin).
Conclusie: Een president met twee gezichten
Barack Obama blijft een paradox—een inspirerende redenaar die moord normaliseerde; een grondwetsgeleerde die burgerlijke vrijheden verscheurde; een symbool van raciale vooruitgang die systemisch onrecht handhaafde. Zijn presidentschap was niet de triomf van de democratie, maar de simulatie ervan.
Hij regeerde als een bedrijfs technocraat en mondiale strateeg, niet als een hervormer. De schade die zijn regering aanrichtte—gemaskeerd door media-aanbidding en public relations-tovenarij—schiep gevaarlijke precedenten voor buitensporige macht van de uitvoerende macht, surveillance en militarisme.
In historisch perspectief zal Barack Obama misschien niet worden herinnerd als een redder, maar als een van de meest effectieve beschermers van de status quo in de Amerikaanse geschiedenis—een vriendelijk gezicht op een brutaal systeem.
Geraadpleegde bronnen:
- Confidence Men, Ron Suskind
- The Big Short, Michael Lewis
- Drone Warfare: Killing by Remote Control, Medea Benjamin
- The Libya Gamble, Jo Becker en Scott Shane
- The Assassination Complex, Jeremy Scahill
- No Place to Hide, Glenn Greenwald
- The Obama Syndrome, Tariq Ali
- Sickening, John Abramson
- Rise of the Warrior Cop, Radley Balko
- Deportation Nation, Aviva Chomsky
- Manufacturing Consent, Noam Chomsky en Edward Herman
- Democracy Incorporated, Sheldon Wolin